Deze klassieker onder de tripels, werd voor het eerst gebrouwen in 1934 in de trappistenabdij van Westmalle. Het was toen de eerste tripel ooit. De monniken die niet bezig waren met marketing, registreerden de naam van hun bier niet. En zo werd hun Tripel, de naam van een nieuwe bierstijl. Een Westmalle Tripel herken je aan het typische banaanaroma dat verrijkt wordt met mooie hopnuances. Het goudgele trappistenbier (EBC 11) met zijn helderwitte schuimkraag smaakt volmondig en is vooral bekend voor zijn subtiele balans tussen lichtzoet en zacht-bitter. Nadien geniet je nog na van de lange, droge afdronk. Elke trappist van Westmalle gist na in de fles. Dit zorgt voor een constante smaakevolutie. Bewaar de flessen altijd rechtop, in een donkere koele plaats tussen 8 en 14°C. Dat is meteen ook de ideale schenktemperatuur. Serveer voorzichtig en laat ongeveer 1 cm bier in de fles, zo voorkom je dat gistvlokjes in het glas zouden komen.